Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat ongeveer 60% van de mensen een voorkeur heeft voor een visueel ruimtelijke informatieverwerking, dus de visueel ruimtelijke leerstijl. Vaak verzinnen kinderen zelf strategieën om de talige aangeboden lesstof te verwerken. Een enkeling lukt dit echter niet. Dit zijn vaak de kinderen waarvan je als leerkracht denkt, er zit meer in dan eruit komt.
De lesstof in het regulier onderwijs is sterk veranderd in de laatste 50 jaar. Vroeger leerden wij schrijven en leren via woordbeelden en rekenen met het honderdvel. Het hedendaagse onderwijs maakt veel meer gebruik van gefragmenteerde lesmethodes, in tegenstelling tot het top down leren van vroeger. Een goed voorbeeld hiervan is het schattend delen van nu ten opzichte van de ouderwetste staartdeling. Kinderen die de voorkeur geven aan tastbare en zichtbare lesstof en dus graag vanuit het geheel leren zijn de leerlingen met de visueel ruimtelijk leerstijl (hierna beelddenker).
Kenmerkend voor een beelddenker is dat het een totaalbeeld ziet, de leerling is in staat om vanuit het geheel terug te beredeneren (omgekeerd leren). In ons onderwijssysteem wordt informatie altijd opgebouwd.
Een beeldenker zal altijd het totaalbeeld overzien (1), vervolgens zal het de lesstof terug beredeneren (2), om uiteindelijk de lessen in de klas te kunnen volgen. Dit noem je topdown leren.
Beelddenkers moeten dus eerst het eindresultaat ‘zien’ of de samenvatting vooraf lezen. Anders wordt de lesstof in het verkeerde ‘vakje’ opgeslagen. Deze kinderen bundelen de informatie dan aan eigen informatie of herinneringen zoals in het onderstaande voorbeeld.
Kleine stukjes informatie worden uiteindelijk één geheel, dit is voor een beelddenker geen makkelijke opgave. De losse stukjes gaan een eigen leven leiden en dragen niet bij aan het geheel, want de beelddenker koppelt nieuwe informatie graag aan bestaande informatie. In het geheugen gaat hij op zoek naar overeenkomsten en verbanden vanuit verschillende gezichtspunten (driedimensionaal denken).
Er zijn ook kinderen waarbij naast het beelddenken ook het taaldenken goed geïntegreerd is. Zijn kunnen heel goed overschakelen van taal- naar beelddenken naar gelang de situatie. Deze kinderen zijn in staat snel en creatief te denken maar daarnaast ook logisch en analytisch. Dit zijn vaak de (hoog) begaafde kinderen.
Beelddenkers in de klas van het basisonderwijs laten kenmerken zien die bij beelddenkers vaak voorkomen, maar omgekeerd kun je niet stellen dat een kind alle kenmerken heeft wanneer het een beelddenker is. Hoewel beelddenkers een voorkeur hebben voor het in beelden denken, zijn er vele beelddenkers die een goed gevoel voor taal hebben. Daarnaast zijn er ook die dat helemaal niet hebben. Vooral die laatste genoemde groep beelddenkers krijgt vaak lees- en/of spellingproblemen op school. Het is dus belangrijk om je te realiseren dat niet iedere beelddenker hetzelfde is.
Om de kinderen die een voorkeur hebben voor de visueel cognitieve leerstrategie, dus liever in beelden denken en leren dan in taal, te kunnen helpen is het belangrijk dat je ze allereerst leert herkennen in de klas.
Het zijn vaak de kinderen met de volgende kenmerken:
Indicaties voor leerproblemen zijn:
Herken je kinderen in je klas of op school die moeite hebben met lezen, spellen, concentratie of waarbij het automatiseren niet lukt?
Wij kunnen deze kinderen individueel of in kleine groepjes begeleiden. Voordat we starten met de begeleiding onderzoeken we altijd hoe het staat met samenwerking van de ogen en met de technische leesvaardigheid.
Daarna gaan we aan de slag met een oefenprogramma waarbij we gaan werken aan het leerprobleem van de betreffende leerling(en). Hierbij kun je denken aan ondersteuning bij spelling, begrijpend lezen, rekenen en faalangst. Vaak ondersteunen wij dit door parallel een trainings(bounce)programma op de minitrampoline aan te bieden. Hierbij wordt samenwerking van de beiden hersenhelften gestimuleerd.
Begeleiding leerkracht
Naast begeleiding van de leerling(en) gaan we op basis van het profiel van de leerling bepalen hoe het kind het beste begeleid kan worden in de klas, waar het behoefte aan heeft maar ook welke plek in de klas het fijnste is voor de betreffende leerling. Niet ieder kind komt het beste tot zijn recht op iedere plek in de klas of bij dezelfde benadering. Sommige beelddenkers vinden het fijner om het overzicht te bewaren, anderen hechten juist veel waarde aan veiligheid en anderen moeten af en toe bij de les geroepen worden. De ene is vaker gestresst dan de ander of heeft meer behoefte aan kaders dan de ander. Sommige leerlingen moet je helpen met tijdsbewaking terwijl een andere juist meer uitdaging nodig heeft.
Tevens zullen wij tijdens alle onderdelen van de begeleiding altijd werkgeheugen oefeningen doen met de leerling(en). Uit onderzoek blijkt dat de werking van het werkgeheugen, meer nog dan de intelligentie, een goede voorspeller is van schoolprestaties. Het is de plek in het brein om informatie te onthouden en er mee te kunnen werken.